Wanneer bent u voor het laatst met een auto door de wasstraat gereden?
 
Door Rabbijn Shmuel Katzman
 
De meeste mensen vinden het is best leuk. Vooral díe wasstraten zijn fun waar je de motor uitzet en de auto vanzelf door de wasrit rijdt. Van de ene kant word je besproeid met water, van de andere kant met zeep. Borstels van alle kanten en als je een beetje bijbetaalt, komt er ook een laagje was op.
Als je de auto opvangt aan het einde van de wasrit, is het een “naches” om te kijken; de auto glimt alsof hij splinternieuw is. De teleurstelling komt, tenminste zo heb ik het meegemaakt, wanneer je de deur openmaakt en je de kruimels nog op de grond ziet liggen. Als je realiseert dat de ramen aan de buitenkant glimmen, maar de vlekken aan de binnenkant niet zijn verdwenen. Om dat allemaal schoon te krijgen, daar zijn de moderne apparaten nog steeds niet behulpzaam bij. Men moet zèlf naar binnen kruipen, met een doekje de ramen wassen, met een stofzuiger alle hoekjes schoonvegen.
U zult zich wel afvragen of deze uiteenzetting over de wasstraat hier op z'n plaats is?
Een collega van mij, Rabbi Yitzchak Sapochinsky uit Florida, legde uit dat wij in verschillende opzichten het sjoelbezoek met een wasrit kunnen vergelijken.
Men komt naar sjoel, men neemt plaats, men laat de rit beginnen. De chazzan met zijn melodieën, de rabbijn met zijn droosje, de ba’al koré met het laajnen, het Sjofarblazen, ze doen ons goed. Na een goed verlopen dienst, is het een goed gevoel. Men voelt zich geïnspireerd, men voelt dat men de sjoel verlaat op een hoger niveau dan waar men was begonnen.
Maar de invloed van de chazzan, de rabbijn en alle andere functionarissen beperkt zich eigenlijk tot de buitenkant. Hoe belangrijk dat ook is, het mag daarbij niet blijven. Het effect van de Hoge Feestdagen moet tot in ons binnenste doordringen en daar moeten wij zelf voor zorgen.
Wil men van binnen het effect van de Hoge Feestdagen laten werken, dan is het eerste wat moet gebeuren de deuren naar dat binnenste te openen. Je met je eigen wezen te confronteren.
De volgende gebeurtenis kan wellicht behulpzaam zijn ons eigen Joodse wezen te ontdekken.
Het speelt zich af in Kasjmir, in de zomer van 1991 en stond beschreven in The Jerusalem Post van 11 januari '99.
Een groep toeristen, bestaande uit zeven Israeli's en één Nederlandse meisje worden overvallen door Islamitische militanten. Zij worden weggevoerd, met hun handen vastgebonden, naar een donkere plek in Srinagar. De gijzelhouders zijn niet op zoek naar geld. Ze hebben andere plannen.
De Nederlandse vrouw en de ene vrouwelijke Israeli mogen het geld mee nemen en naar huis gaan. Voor de mannen is de planning anders. Ze mogen hun laatste wens uitspreken, misschien een boodschap doorgeven aan hun familie, maar zich in ieder geval voorbereiden op de dood.
Zonder op al de details in te gaan, de Israeli's probeerden alle mogelijke methodes van discussie om hun gijzelhouders tot andere gedachten te brengen. Als laatste kwam het volgende argument: "Wij zijn  joden in naam alleen, maar wij hebben nauwelijks wat met het Jodendom te maken. We gaan ook nooit naar sjoel!"
Voor de Kasjmirianen is de oplossing nu makkelijk: "wie tot het Islam toetreedt, zal gespaard blijven!"
Nu citeer ik de krant: “De Israeli's die, op één uitzondering na, allemaal seculier waren, weigerden”.
Het zal u misschien niet verbazen, mij in ieder geval niet, maar de Islamitische militanten wel. Zo verbaasd waren ze dat de Israeli's het moment hebben aangegrepen om hun gijzelhouders aan te vallen en te ontsnappen. Helaas werd één van hen dodelijk getroffen; de overigen kwamen veilig naar huis.
Toen ik deze gebeurtenis las, dacht ik meteen aan wat ik zo vaak heb geleerd en gelezen over de jiddisje nesjama. Hier ontmoeten wij het echte joodse wezen 'gezicht tot gezicht'. 
Er zijn joden die zich seculier noemen, er zijn anderen die zich anti-religieus noemen, je komt zelfs joden tegen die zich helemaal niet identificeren met het Joodse Fenomeen. Maar er kan een moment komen waarop dat verborgen vonkje nesjama naar boven zal komen.
Hoewel dit  soort gevallen eerder uitzondering dan regel zijn, en van die uitzonderingen zijn er ook weer uitzonderingen, is het van groot belang dat wij hiervan bewust zijn in onze joodse beleving.
Onze joodse beleving is niet uitsluitend op geschiedenis gebaseerd, noch is het alleen een intellectuele, emotionele, culturele, of noem het maar op, ervaring. Het zit veel dieper in ons. Het is niet te beschrijven in een of andere vorm. Noch is het weg te krijgen op de een of andere manier. Het zit in de Nesjama!
Daar, in onze nesjama, hebben alleen wij zelf het voor het zeggen. Daar heeft de rabbijn weinig invloed, daar heeft de chazzan weinig invloed, alleen wij zelf beschikken over die sleutels. Om het vonkje nesjama, dat zich zeer zeker in ieder van ons bevindt, naar boven te krijgen, moet men zèlf de deuren openmaken.
De tekst van Sjema is ons allen goed bekend; Hoor Israel, de Eeuwige is onze G.d, de Eeuwige is één!
Wij zijn er ook van bewust dat deze zin, helaas veel te vaak in onze geschiedenis, voor martelaars hun laatste woorden waren terwijl ze voor hun religie met hun leven moesten betalen.
Het is ook begrijpelijk dat juist voor deze tekst gekozen werd. Even verder in diezelfde tekst lezen wij; “Je zult houden van de Eeuwige je G.d met heel je hart en met heel je ziel.” wat volgens onze geleerden een aanmoediging is; ook al kost het je je leven, blijf trouw aan  jouw G.d!
G.d dank, is vrijheid van geloofsovertuiging, hier en nu, vanzelfsprekend. Dat roept een vraag op: wat is nú het grote belang van Sjema? Gelukkig immers leven wij niet in een wereld waar dit soort keuzes gemaakt moeten worden. Sterker nog, de generatie aan wie de Tora werd gegeven, leefde óók niet in zo een wereld. Ze stonden op het punt zich als onafhankelijk volk in hun eigen land zich te vestigen. Waarom vond Mosje het zo belangrijk hun hierover te waarschuwen? 
De Tora bedoelt het volgende: je bezit een nesjama, die nesjama heeft veel kracht, is in staat om grote en grootste daden te verrichten. Zelfs als het, G.d bewaar, je leven kan kosten. Maar altijd geldt: maak de deur open, laat de kracht van de nesjama zien. Laat hem van buiten glanzen net als van binnen.
De periode van de Hoge Feestdagen is bij uitstek de gelegenheid om de deuren te openen. Nieuwe initiatieven ondernemen. Zich opnieuw wijden aan die dingen die zo dierbaar zijn. Vaker de sjoel bezoeken. Verrichten van vrijwilligerswerk. Zich inschrijven voor een nieuwe sjioer. Een nieuwe mitswe op zich nemen. Meer tijd vinden om zelfstudie te doen.
Moge G.d de poorten open maken om onze gebeden aan te nemen. Moge de poorten van verlossing, voor eens en voor altijd, open gesteld worden.   
Sjana Tova!